In 1973 lifte ik naar Ankara en trok vandaar per bus en trein verder Azië in. Ik reisde door India, van Kashmir naar Madras, vandaar naar Kerala State (waar ik drie maanden les gaf op een middelbare school), en toen via Kolkata door naar Bangladesh. Daar leerde ik Bengaals spreken, woonde ik een jaar in een hut in een geïsoleerd dorp en schreef ik samen met Jenneke Arens Jhagrapur: Poor Peasants and Women in a Village in Bangladesh. De Bengaalse versie van deze dorpsstudie wordt nog steeds op universiteiten in het land gebruikt. Ik kwam in aanraking met schrijnende armoede, indrukwekkend veerkracht en keiharde tegenstellingen. De buitenlandse hulp leerde ik zien door de bril van gewone dorpsmensen. In het overeind krabbelende Bangladesh (1970: cycloon; 1971: onafhankelijkheidsoorlog; 1974/5: ergste hongersnood van die eeuw) was het leven uitermate rauw.
Dezelfde rauwheid kwam ik tegen in de Hoorn van Afrika. Vanaf halverwege de jaren tachtig kwam ik in Sudan, Eritrea, Ethiopië (en Somalië). Naast honger en veel misstanden liep ik op tegen de ontwrichtende werking van gewelddadige conflicten. Ik maakte reportages: schrijven, fotograferen, en radio. Soms maakte ik adviezen voor een ngo, bv. over het vermogen van een Eritrese verzetsgroep om effectief voedselhulp te distribueren of over de gevolgen van de oorlog in Zuid Sudan voor vrouwen en kinderen. Uit die periode stammen mijn eerste contacten met minderheden en vluchtelingen in Nederland en Europa.
Door reizen naar nog meer landen in Afrika (o.a. Zuid Afrika, Botswana, Zimbabwe, Guinee Conakry, Nigeria, Benin, Mali, Tanzania, Kenia) en Azië (o.a. Filippijnen, Thailand, Cambodja, Papua New Guinea) en mijn enige reis naar een Zuid Amerikaans land (Colombia) ben ik de Noord Zuid kwestie steeds scherper gaan zien. Ik kwam dezelfde problemen in meerdere landen en regio’s tegen. Naast een lokale hadden de meeste een mondiale dimensie.
Aan het journalistieke werk voegde ik het dag-voorzitten toe, o.a. van internationale conferenties over Sudan of over onderzoek voor ontwikkeling. Met het verschuiven van de machtsverhoudingen op wereldniveau en met het groeiende inzicht dat armoede en rijkdom niet verdeeld zijn over regio’s in de wereld maar overal voorkomen, ben ik mij steeds meer gaan richten op globaliseringskwesties.